In de media

Artikel: Hout en toelevering, mei 1994
Geschreven door: José Eijt

Antiek houten meubilair moet niet ál te mooi zijn

Tom kluen: “Wat is wijsheid? Ikzelf ben een behoorlijke purist”

Antieke meubelen hebben een geschiedenis die zichtbaar is in krasjes, butsen, putjes en houtwormgaatjes. Wat Tom Kluen betreft hoeven die niet geheel weggewerkt te worden. Authentiek restaureren is zijn parool, zeker bij meubelen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Slechte verbindingen herstelt hij bij voorkeur met de ambachtelijke technieken van destijds; voor verlijmingen gebruikt hij het liefst beenderlijm.

Tom kluen is kunsthistoricus en antiquair-restaurator. Zijn restauratieatelier achter zijn antiekwinkel te Leersum tonen de voorliefde van de eigenaar voor ambachtelijke kwaliteitsmeubelen uit de periode 1750-1870. Door hun leeftijd en handmatige produktie mogen ze ‘antiek’ genoemd worden, maar dat is voor Kluen niet genoeg. De stukken die hij inkoopt en restaureert, moeten tevens kenmerkend zijn voor de tijd waarin ze werden gemaakt. Ter verduidelijking geeft hij het voorbeeld van de kussenkast, zo genoemd vanwege de ‘kussens’ op de panelen. Dergelijke kasten zijn typisch zeventiende eeuws. Een kussenkast van 150 jaar oud is weliswaar antiek, maar wordt toch beschouwd als een kopie.

Spelenderwijs

Kluen belandde in de antieke meubelen via zijn ouders die in Amsterdam een antiekhandel dreven. Zijn grootvader was meubelmaker; van zijn moeder erfde hij het gevoel voor de artistieke aspecten van het restauratievak. De ambachtelijke kneepjes werden hem spelenderwijs bijgebracht door een Italiaanse restaurateur-politoerder die bij zijn ouders in dienst was. Na de middelbare school ging Kluen in de leer bij diverse antiekrestaurateurs. Hij werkte op de inboedel- en kunstafdeling van een Amsterdams veilinghuis. Met een vrachtwagen bereisdde hij het Engelse platteland, op zoek naar meubelen voor de antiekhandel van zijn ouders. Later, in de jaren tachtig voltooide Kluen een universitaire studie kunstgeschiedenis. Als hoofdvak had hij Kunstnijverheid, toegespitst op meubelen. Voordat hij uiteindelijk het bedrijf van zijn ouders overnam, had hij dus al ruime ervaring opgedaan in het antiekvak. In 1989 opende hij een restauratie-atelier in Veenendaal- De Klomp. Met winkel en atelier heeft hij nu het hele gebied van inkoop, restauratie en verkoop in eigen beheer. Gevraagd naar het profijt van een studie kunstgeschiedenis voor zijn huidige werk vertelt hij :”Je merkt aan klanten dat ze de zekerheid willen hebben dat iets ook echt zo oud is al wordt gezegd. Ze vragen ook naar je achtergrond. Het geeft vertrouwen dat je meer dan de gemiddelde antiquair kunt vertellen over de achtergronden van een bepaald meubel. In de zeventiende eeuw werden bijvoorbeeld rijk gebeeldhouwde linnenkasten gemaakt die nu gigantisch duur zijn. Mensen vinden het leuk om te horen dat het linengoed in die beeldenkasten destijds een veel grotere waarde had dan de kast zelf. Ik kan ze bijvoorbeeld ook vertellen hoe het meubilair geplaatst en gebruikt werd. Zeker tot 1800 stond al het meubilair langs de muren opgesteld; de rest van de ruimte was leeg. Aan dergelijke details merken je klanten dat je weet waarover je praat.”

Antieke boerentafels

Kluen gaat regelmatig naar Frankrijk, op zoek naar antieke boerentafels van grote afmeting, gemaakt van eike-, kerse- of notehout. Overige meubelen koopt hij in eigen land. Oorspronkelijkheid, kwaliteit en sfeer geven de doorslag. “Ik kijk naar ouderdom, stijl en algemene verschijning. Is een meubel voor mijn gevoel te mooi, dan heb je vrijwel altijd te maken met een reproduktie. Bij de constructie let ik op de afwerking, of het is genageld, hoe de zwaluwstaarten zijn gemaakt. Ook welke restauraties er al gedaan zijn. De gebruikte houtsoorten zeggen iets over de datering. Mahoniehout werd bijvoorbeeld pas diep in de achttiende eeuw op grote schaal gebruikt. En verder vind ik de kleur belangrijk, die moet oud zijn.” Na restauratie krijgen de meubelen een plaats in Kluens winkel. Ook verkoopt hij wel op antiekbeurzen. Zo stond hij onlangs met een grote stand op de 71e Utrechtse Antieksalon, georganiseerd door de Verenigde Nederlandse Antiquairs. “Ik doe graag in aparte dingen, stukken waarvan je niet zo snel een tweede vindt. Je gaat op je gevoel af: zou ik het zelf in mijn huis willen hebben. Soms vind ik iets prachtig, maar twijfel ik of het wel verkoopt. Maar, zo is mijn ervaring, voor alles is een koper.

Kleur is heilig

Respect, voortkomend uit liefde voor het antieke meubel, is Kluens uitgangspunt bij het uitoefenen van zijn vak. Het karakter, de sfeer en het originele materiaal moeten zoveel mogelijk intact blijven. De kleur van het meubel is heilig: “Ik gebruik zachte middelen omdat ik het originele patina wil bewaren. Met een schraapstaal werk je wel krassen weg, maar dan verdwijnt ook de originele oppervlaktelaag en dan laat je iets verloren gaan wat de eerstkomende vijftig tot honderd jaar niet meer terugkomt. Voor mijn gevoel is het dan bijna een reproduktie geworden.

Uiteindelijk restaureer ik een oud eiken tafelblad liever zo dat het originele platina bewaard blijft en er krasjes in blijven zitten, dan dat ik elke oneffenheid wegwerk en daarmee ook de oude kleur verloren laat gaan.

Al zal hij bij opgelegde meubelen niet gauw het kernhout vervangen door multiplex, Kluen geeft toe dat dit misschien wel de restauratiemethode is die de toekomst heeft. “Ja, wat is wijsheid in dit geval? Laat je het oude kernhout zitten, dan gaat het meubel uiteindelijk verloren. Voor het behoud op de langere termijn is het soms beter dat het kernhout wordt weggenomen. De kostbare delen blijven dan veel langer bewaard. Zelf ben ik een behoorlijke purist. Dus dat doe ik liever niet, omdat je weet dat achter zo’n strak oppervlak een multiplex plaat zit. Dat zie je op een kilometer afstand. Aan de andere kant vraag ik mezelf vaak af hoe de meubelmakers uit die tijd zelf ertegenover zouden staan. Als zij de beschikking hadden gehad over onze moderne materialen en middelen, zouden zij die dan gebruikt hebben ? Waarschijnlijk wel. Het blijft een dilemma. Als een klant het per se wil, zou ik het ook wel doen. Maar ik probeer ze eerst te overtuigen dat krimpscheurtjes enzo erbij horen. De charme van antiek is onder andere dat elk stuk zijn eigen verhaal kent: hoe het oorspronkelijk werd gemaakt en door de eeuwen heen werd gebruikt. Bij meubelen uit de negentiende eeuw wil ik nog wel concessies doen; die lijm ik met moderne houtlijmen of tweecomponentenlijmen. Stukken uit de periode daarvoor moet je authentiek restaureren. Moeilijker wordt het bijvoorbeeld bij klepsecretaires uit de Empire tijd. Die hebben koude verlijmingen. In onze tijd met een CV-verwarmde vertrekken worden ze qua constructie vaak ondeugdelijk omdat het hout niet genoeg kan werken.” Soms zijn de meubelen die hij inkoopt al eens gerestaureerd. Als dat degelijk is gebeurd doet hij er niets meer aan. Maar bij inruil of bij privé-opdrachten komen wel eens stukken binnen die op een huis- tuin- en keuken manier zijn gerepareerd. Het kost veel tijd om dat te herstellen. Toch doet Kluen het. “Zorg, aandacht, tijd daar ligt de basis van hoe iets eruit komt. Zodoende gaan er veel liefdevolle uren inzitten die je niet altijd doorberekent. Dat is liefde voor het vak. Ik doe het werk met heel veel plezier.